Brief over proefschrift
Beste Andrej,
Ik vertel je graag wat meer over mijn proefschrift.
Als mensen mij vragen waar mijn proefschrift over gaat geef ik - afhankelijk van wie het vraagt - twee verschillende antwoorden.
Als ik vermoed dat iemand weinig zin heeft in abstracte overpeinzingen, en vooral geïnteresseerd is in hoe de wereld verandert en wat dat voor mensen betekent dan zeg ik: “mijn proefschrift gaat over de opkomst van supermarktketens in Mumbai. Wat hier in Europa de afgelopen eeuw is gebeurd - de kruidenier om de hoek maakte plaats voor Albert Heijn, Tesco en Carrefour - staat volgens veel mensen ook in India te gebeuren. Ik heb een jaar lang verhalen verzameld in en rondom Mumbai - in een supermarkt, op een groothandel vlak buiten de stad, en bij een inkoopkantoor op het ‘platteland’ - om uit te zoeken hoe de komst van supermarktketens het dagelijks leven van mensen verandert.”
Als ik vermoed dat iemand wèl geïnteresseerd is in abstractere vraagstukken, dan zeg ik “mijn proefschrift gaat over de vraag waar de mens stopt en de natuur begint. Of waar het vermijdelijke stopt, en het onvermijdelijke begint. En dan ben ik speciaal geïnteresseerd in de rol van de antwoorden die mensen op deze vraag geven.”
En als ik, zoals nu, vermoed dat iemand in beide werelden geïnteresseerd is, dan geef ik beide antwoorden: “mijn proefschrift gaat over de rol van ideeën over ‘wie/wat onvermijdelijk is en wie/wat niet’ in de opkomst van supermarktketens in Mumbai.”
Mensen kijken me dan vaak een beetje glazig aan. Dus ga ik door.
In de basis gaat mijn proefschrift over de rol van ideeën. Het startpunt is dat de wereld en ons idee van de wereld fundamenteel met elkaar vervlochten zijn.
Het gaat mij echter niet om “ideeën in het algemeen”, maar om een speciale groep ideeën: ideeën over hoe direct en onvermijdelijk “dingen met elkaar zijn verbonden”. Drie voorbeelden:
- Wetenschappers beweren dat hun feiten direct en onvermijdelijk volgen uit hun onderzoeksobject: zij spelen zelf geen enkele actieve rol in de totstandkoming van hun kennis. Ze zijn, zo zeggen ze, simpelweg een noodzakelijk doorgeefluik.
- Handelaren beweren dat hun prijzen direct en onvermijdelijk volgen uit de bovenstroomse kosten en de concurrentiedruk: zij spelen zelf geen enkele actieve rol in de totstandkoming van hun marges. Ze zijn, zo zeggen ze, simpelweg een noodzakelijk doorgeefluik.
- Ambtenaren beweren dat zij alle burgers precies hetzelfde behandelen. Als er al onderscheid gemaakt wordt, is dat op strikt noodzakelijke, wettelijk vastgelegde gronden; zij spelen zelf geen enkele actieve rol in de relatie tussen de staat en zijn burgers. Ze zijn simpelweg een noodzakelijk doorgeefluik.
Het gaat mij dus om die bewering “maar een simpel, noodzakelijk doorgeefluik te zijn”. Of zoals ik dat in de (voorlopige) titel van mijn proefschrift zeg: claiming disintermediation. Disintermediation omdat het gaat over het korter maken/zijn van bepaalde ketens (ketens van oorzaak en gevolg die bijv. leiden tot feiten, prijzen of “de manier waarop iemand een persoon benadert”),1 en “claims” omdat het mij in de eerste plaats gaat om de manier waarop mensen claimen dat er sprake is van zulke disintermediation..
Dat klinkt misschien als een vreemde groep, zeer uiteenlopende ideeën, en dat is deels ook mijn bedoeling: om verhalen bij elkaar te brengen die je normaal niet zo snel bij elkaar ziet staan.2 Tegelijk is dat natuurlijk niet het belangrijkste doel: het gaat er vooral om dat de manier waarop deze focus verhalen bij elkaar brengt, mij helpt bij het begrijpen van de opkomst van supermarktketens in Mumbai (en misschien nog meer). Dat is waar ik de commissie op 13 mei van moet zien te overtuigen.
Over het algemeen is mijn argument dat deze claims of disintermediation gebruikt worden, als een soort wapens, in de politieke discussie over die supermarktketens. Je kan je misschien wel voorstellen dat de opkomst van supermarktketens in India nogal wat stof doet opwaaien. Wie kan er meekomen en wie valt af? Veel van India’s armste mensen werken in de landbouw en de detailhandel, en dat zijn nou net de sectoren die - naar verwachting - de grootste veranderingen zullen ondergaan.3
In mijn proefschrift beschrijf ik drie manieren waarop claims of disintermediation terugkomen in het pleidooi vóór de uitrol van supermarktketens: drie manieren die, niet toevallig, overeenkomen met de voorbeelden die ik hierboven gaf.
Ten eerste beschrijf ik hoe modern retail, zoals er in India over wordt gesproken, wordt voorgesteld als een emancipatoir alternatief voor de “traditionele” winkels. In die “traditionele winkels” - waarin je als consument vaak wordt bediend door de winkelier die voor jou de producten uit de schappen pakt - word je als consument al snel in een hokje geplaatst, en vervolgens op basis van dat hokje bediend. Als vrouw, als man, als schoondochter van een bepaalde familie, als Hindoe of juist als Moslim, als iemand van een lage kaste of juist een hoge. In een supermarkt, waarin je zelf bij de schappen kan, valt die bemiddeling van de winkelier weg. Juist door die winkelier uit de keten te halen, zo stellen de pleitbezorgers van de supermarkt, wordt iedereen gelijk behandeld; “the new temples of our democracy”, zo wordt er over de nieuwe winkels gesproken.
Ten tweede beschrijf ik hoe modern retail wordt voorgesteld als een objectief alternatief voor de “traditionele” manier van werken. Ik liep een maand rond in één van Mumbai’s grootste hypermarkets (zoals je ze misschien wel kent uit Frankrijk) en zag daar (o.a.) hoeveel tijd en moeite er wordt gestoken in het centrale computersysteem. Hoeveel van wat staat waar? Wat is wanneer voor hoeveel verkocht? Alleen door de “stand van zaken in de winkel” constant te vertalen in de data van “het systeem”, kan de winkel op afstand (vanuit het hoofdkantoor) gerund worden. De truc is, zo wordt mij verteld, om alle mogelijke verstoringen tussen die “stand van zaken in de winkel” en de “reflectie” in het computersysteem te voorkomen. Het één moet direct en onvermijdelijk uit het ander volgen; er is in dit script van computers, scanners en protocollen geen ruimte voor traditionele, culturele sentimenten en praktijken, en al helemaal niet voor menselijke keuzes/vrijheid. “Traditionele winkels” worden gerund op basis van irrationele gevoelens en ingebakken routines. Supermarkten worden gerund op basis van feiten, zo stelt deze claim of disintermediation.
Ten derde beschrijf ik hoe modern retail wordt voorgesteld als een efficiënt alternatief voor het bestaande systeem. De huidige tussenhandelaren, zo zeggen de voorstanders van de uitrol van supermarktketens, werpen onnodig veel weerstand op in de “supply chains” tussen de boeren en de winkeliers. De marges die zij vragen zijn onnodig hoog. Sterker nog, ze worden actief hoog gehouden. Het bestaande systeem dient zo vooral de gevestigde politieke belangen, en houdt hiermee de innovatie (en daarmee de economische ontwikkeling van India) tegen. Supermarktketens kunnen deze ellende omzeilen door zelf direct bij de boeren in te kopen. Deze kortere ketens komen uiteindelijk iedereen ten goede.
Met andere woorden: modern retail is 1) emancipatoir, 2) objectief en 3) efficiënt. Dat zijn, in een notendop, de drie door mij uitgelichte claims of disintermediation die gebruikt worden in het pleidooi voor (en daarmee invloed hebben op) de uitrol van supermarktketens in en rond Mumbai.
Dit is zo’n beetje het basisargument van mijn proefschrift. Dus als je er genoeg van hebt, dan kan je hier stoppen met lezen.
Voor als je er nog bent: ik probeer in mijn proefschrift nog een aantal extra vragen te beantwoorden. Ik vraag me bijvoorbeeld af: 1) snijden deze claims of disintermediation een beetje hout? en 2) als dat zo is, zijn het dan op zichzelf legitieme redenen om de opkomst van supermarktketens te omarmen?
Wat betreft die eerste vraag: er valt - zoals je misschien wel vermoedde - natuurlijk van alles af te dingen op die drie beweringen. Als er iets is dat we de afgelopen decennia hebben geleerd (zeker in de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen) is het dat de beloftes van de moderniteit, zoals je die hier vindt in het enthousiasme over de emancipatie, objectiviteit en efficiëntie van modern retail, vaak niet of zeer onvolledig vervuld worden.
Om te beginnen met die emancipatie: de zelfbediening in een supermarkt zorgt er misschien voor dat consumenten niet meer alleen via de (soms discriminerende) winkelier bij de schappen kunnen, en dat is voor sommigen misschien een bevrijding. Maar ook supermarkten discrimineren natuurlijk op allerlei manieren. Subtiel, door zoete frisdrank op kinderhoogte te zetten, roze speelgoedstofzuigers op de meisjesafdeling te plaatsen, of in de marketing de norm te bevestigen dat vrouwen het huishouden doen. Of minder subtiel, door bijvoorbeeld bepaalde groepen de toegang tot de winkel te ontzeggen (met expliciete regels of impliciete sociale afwijzing).
Dan de objectiviteit: met de introductie van scanners en protocollen zijn de cijfers in het computersysteem misschien minder vatbaar voor de invloed (ideeën, aannames, concentratie, vermoeidheid etc.) van de medewerkers op de winkelvloer.4 Maar daarmee volgen die cijfers niet per se “onvermijdelijker” uit de situatie in de winkel; in plaats daarvan is de persoonlijke invloed van de mensen die deze apparaten en protocollen gebruiken vaak vervangen door de persoonlijke invloed van de mensen die de apparaten en protocollen ontwerpen en beheren. Dit is geen overgang van subjectieve naar objectieve kennis. Het is een overgang van een vorm van kennis die het product is van relatief veel subjecten, naar een vorm van kennis die het project is van relatief weinig subjecten.
En tot slot, de efficiëntie: op de belofte van efficiëntie valt misschien het moeilijkst af te dingen: we zien over de hele wereld dat supermarktketens kleinere spelers uit de markt drukken. Dat is niet altijd het gevolg van hogere efficiëntie,5 maar het zou absurd zijn om te ontkennen dat modern retail relatief efficiënt is in het verbinden van boer en consument. Toch zie je in India dat supermarktketens het erg moeilijk vinden om hun claims - dat de bestaande tussenhandelaren veel te veel vragen voor de dienst die ze leveren - hard te maken. Ik beschrijf bijvoorbeeld hoe het supermarktketens formeel (op papier) misschien lukt om met relatief weinig medewerkers groente bij de boer op te kopen, en vers in de schappen te krijgen, maar dat die medewerkers in de praktijk zelf vaak weer allerlei informele lijntjes hebben lopen met mensen die hen werk uit handen nemen. Zo lijkt de keten van een supermarkt op papier korter dan ie in werkelijkheid is.
Ik beschrijf in mijn proefschrift dus niet alleen hoe claims of disintermediation gebruikt worden in de politieke discussie over de opkomst van supermarktketens. Ik beschrijf ook hoe er op die claims kan worden afgedongen.
Voordat ik doorga met die tweede (laatste!) vraag nog een beetje kritische zelfreflectie: ik beschrijf in mijn verhalen over die claims of objectivity dus hoe andere mensen onterecht beweren de waarheid in pacht hebben. Maar hoe zit dat dan met mijn eigen beweringen? Zijn die dan wel waar? Komen mijn feiten wel direct en onvermijdelijk voort uit de situaties die ik in Mumbai tegenkwam? Kan je eigenlijk wel “bewijzen” dat echt objectieve kennis (bijvoorbeeld in een supermarkt) niet bestaat?
Hier herken je misschien wel iets van de postmoderne paradox: het idee dat de stelling dat er geen fundamentele, enkelvoudige waarheid bestaat zichzelf ondermijnt. Of zoals Multatuli het al zei “misschien is niets geheel waar, en zelfs dát niet”.
Dit is hoe ik hier mee omga: mijn verhalen over supermarkten in India zijn natuurlijk deels het product van wie ik ben en de keuzes die ik heb gemaakt. Maar het is óók het product van een wereld die buiten mij ligt. Een wereld die we met z’n allen delen. Tenminste, daar ga ik vanuit. Het is juist de (manier waarop mensen denken over de) verhouding waarin deze twee werelden van invloed zijn op kennisclaims, die ik in dit proefschrift bevraag. Wat betreft mijn eigen kennisclaims, probeer ik zo expliciet mogelijk te zijn over de invloed van wie ik ben en wat ik heb gekozen. Maar ik nodig iedereen uit om mij te wijzen op “particuliere invloeden” waar ik zelf niet bewust van ben.
Dan tot slot die tweede vraag. Ik beschrijf dus hoe er op de genoemde claims of disintermediation wel wat kan worden afgedongen: wat wordt voorgesteld als een kortere keten, is in de praktijk vaak een andere keten.6 De vraag die ik daarmee tot nu toe steeds oversla is: stel dat moderne supermarktketens in een aantal situaties kortere ketens aanbieden, zijn zulke kortere ketens dan nastrevenswaardig?
Dit is de vraag die ik in het laatste hoofdstuk van mijn proefschrift stel. Ik probeer daarbij kritisch te blijven kijken naar de moderne obsessie met disintermediation, zonder te ontkennen dat er soms wel onderscheid gemaakt kan en moet worden tussen korte en lange ketens.
Soms is het bijvoorbeeld wel belangrijk om degenen die zich voordoen als “noodzakelijk doorgeefluik” (en hoge marges vragen voor de geleverde diensten) te omzeilen: om de noodzakelijkheid en belangeloosheid van hun bemiddeling in twijfel te trekken. Of het nou de overbetaalde CEO’s zijn die beweren dat de economie niet zonder hen kan, de arrogante neuroloog die zich opwerpt als hoeder van de objectieve waarheid, of de sekteleider die beweert als enige direct met god te kunnen communiceren: soms is het goed om de ketens (waarmee wij ons tot de wereld verhouden) te ontdoen van onnodige schakels die het signaal verstoren en/of disproportioneel veel weerstand opwerpen.
Aan de andere kant is het soms belangrijk om deze reflex te onderdrukken: om de schakels die (in een bepaald opzicht) niet strikt noodzakelijk en onvervangbaar zijn, toch niet te omzeilen en te vervangen; zelfs als je alle mensen die nu betrokken zijn bij de productie en distributie van groente en fruit in en rond Mumbai zou kunnen vervangen met slimme technologie en enkele hoogopgeleide professionals, is dat in de basis toch een slecht idee, al is het maar omdat er (i.t.t. bijv. Nederland) geen sociaal vangnet is, en er geen grootschalige omscholing plaats zal vinden. Het punt is hier dat de winst die behaald wordt met het verkorten van ketens zeer waarschijnlijk niet eerlijk verdeeld wordt.
Dit specifieke pleidooi voor lange ketens gaat over de supply chain van groente en fruit. Maar je kan een soortgelijk pleidooi houden voor andere ketens. Bijv. de ketens van kennisproductie (de onverbloemde feiten zijn niet altijd te prefereren boven bloemrijke verhalen) en 2) de ketens die we doorlopen in de manier waarop we met elkaar omgaan (soms wil je dat de ander (de staat, de supermarkt) op geen enkele manier rekening houdt met wie/wat je bent (dan wil je gewoon een nummertje zijn) en soms wil je juist wel dat er een (figuurlijke) kruidenier achter de toonbank staat die jou benadert op basis van wie jij specifiek bent.)
Dit is in de eerste plaats natuurlijk een verhaal over supermarktketens in Mumbai. Maar uiteindelijk zoek ik deze nuance ook op omdat ik het idee heb dat linkse politiek (zowel in Nederland als in India) moeite heeft om het pleidooi voor moderne emancipatie, en bijbehorende obsessie met disintermediation, te rijmen met de postmoderne kritiek op die obsessie. Willen we de sjamaan (of god?) nou ontmaskeren of beschermen en koesteren? Door te laten zien dat je hier best pragmatisch in kan zijn (en daarmee niet direct hypocriet of inconsistent) hoop ik iets aan deze patstelling te doen.
Hiermee heb ik de belangrijkste ideeën van mijn proefschrift wel zo’n beetje gehad. Je zou het als volgt samen kunnen vatten: 1) ik beschrijf de rol van claims of disintermediation in de politieke discussie over de opkomst van supermarktketens in Mumbai, 2) ik beschrijf waarom hier een zekere scepsis gepast is (wat wordt voorgesteld als een directere, onvermijdelijkere keten, is in de praktijk vaak een andere keten) en 3) ik beschrijf hoe het verkorten van ketens, zelfs als dat in bepaalde opzichten mogelijk is, niet per se nastrevenswaardig is.
Ik kan me voorstellen dat je nog met allerlei vragen zit. Waarom supermarktketens? Waarom Mumbai? En waarom zou ik me als Nederlander überhaupt met die discussie bemoeien? Of de ultieme vraag: wat heb ik (of hebben we) hier eigenlijk aan?
Mocht je nog steeds geen genoeg hebben van dit vreemde project, en inderdaad met zulke (of andere) vragen zitten, dan kom ik daar graag de volgende keer op terug. Het liefst met een kopje koffie of een biertje.
Voor nu, bedankt voor het lezen en tot snel!
Vriendelijke groet,
Misha
-
“Intermediation” (bemiddeling) verwijst naar het proces waarin het één met het ander wordt verbonden. “Dis-intermediation” verwijst naar het proces waarin het één directer en onvermijdelijker met het ander wordt verbonden door schakels uit de keten (intermediation) te verwijderen. ↩︎
-
Er is in de sociale wetenschappen al zoveel geschreven en gedacht. Ik zie het als mijn taak (als PhD student) om die bestaande ideeën/kennis tot me te nemen (en zo in leven te houden), om ze vervolgens op nieuwe manieren met elkaar te verbinden. ↩︎
-
Die “opkomst van supermarktketens” brengt niet alleen grotere, andere winkels. Het verandert ook de manier waarop boeren hun producten verkopen en de manier waarop die producten in de winkel terecht komen. ↩︎
-
Alhoewel ik ook verhalen heb die suggereren dat dit in de praktijk vaak mis gaat. ↩︎
-
Er is er soms bijv. sprake van “predatory pricing”: zoals bijv. de mensen van Uber hun product (taxi-ritjes) al jaren met grote financiële verliezen onder de kostprijs aanbieden, om uiteindelijk, als alle concurrenten uit de markt gedrukt zijn, de gecreëerde monopolie/oligopolie-positie te gebruiken om de prijzen te verhogen en de gemaakte verliezen dubbel en dwars terug te verdienen. ↩︎
-
En die “andere keten” is dan vaak de keten van de relatief welgestelden. ↩︎
Comments
You can use your Fediverse (i.e. Mastodon, among many others) account to reply to this post/account.